1940
-
-
-
-
1941
-
-
-
-
1942
-
-
-
-
1943
-
-
-
-
1944
-
-
-
-
1945
-
-
-
-
> 1945
-
-
-
-

Japanse bezetting van Nederlands-Indië

mei 1944-augustus 1945

Johan Hendrik Soulier

 

Johan Hendrik Soulier is 8 november 1917 getrouwd in Nijmegen met Alida Johanna Buurman. Zij krijgen samen twee dochters en vertrekken naar Nederlands-Indië alwaar J. H. beroepsmilitair bij het KNIL wordt. Eind 1925 tot medio 1926 gaat het gehele gezin op bezoek in Nederland en later nogmaals in de periode augustus 1932 tot maart 1933. In de tussentijd volgt Johan Hendrik de leergang voor sergeant-majoor administrateur die hij in oktober 1929 met goed succes afsluit. Zijn eerste aanstelling in de functie als Foerier is bij het garnizoensbataljon der Wester-afdeeling (zo staat het vermeld in "De Koerier” van 28 oktober 1929) van Borneo.

 

 In januari 1940 wordt Adjudant onderofficier adm. Inf. J.H. Soulier overgeplaatst van zijn positie op de eilanden waaronder Timor en Waingapoe naar het 4e Bataljon Infanterie Tjimahi. Op het moment dat hij krijgsgevangen wordt genomen is hij werkzaam bij de administratie van het 6e depot bataljon Tjimahi. Zijn gevangenname is op het depot. Hij wordt op Java geïnterneerd in kamp I te Bandoeng.

 

Op 16 september 1944 is Johan Hendrik ingedeeld in de groep Java 23 die met de Junyo Maru op transport gaat naar Maleisië kamp I om daar ingezet te worden voor dwangarbeid aan de Sumatra-Spoorweg. Het schip vertrekt naar Padang aan de westkust van Sumatra vanaf Tandjong Priok met aan boord 2300 krijgsgevangenen en circa 4200 Javaanse Romusha’s. Sumatra wordt niet bereikt, op 18 september zinkt de Junyo Maru 15 zeemijlen uit de kust van Bengkoelen, getroffen door 2 torpedo’s afgevuurd door de Britse onderzeeër HMS Tradewind. Na 20 minuten verdwijnt het schip in de golven waarbij ze 1626 krijgsgevangenen en circa 4000 romusha’s met zich meeneemt in de diepte. Slechts 874 mannen overleven deze ramp, waaronder Johan Hendrik Soulier. Hij wordt samen met de andere overlevenden in de dagen erna opgepikt door Japanse schepen en overgebracht naar de gevangenis van Padang. Daar overlijden nog eens 8 krijgsgevangen aan de gevolgen van de torpedo’s.

 

Enige dagen na aankomst in Padang werden de krijgsgevangenen in groepen overgebracht naar de Sumatra-spoorweg, eerst per trein naar Pajakoemboe en vervolgens per vrachtauto naar kamp III op 14 km van Pakanbaroe.

 

J.H. Soulier wordt op 2 oktober 1944 ziek gemeld, hij heeft dysenterie. Hieraan overlijdt hij op 25 oktober 1944 om 3 uur in kamp 4 aan de Sumatra-spoorweg in Taratakbuluh. Hij wordt begraven op de begraafplaats bij het 21 km punt vanaf Pakanbaroe.

 

Bronnen: Interneringskaart Nationaal Archief, Japansekrijgsgevangenkampen.nl, Delpher.nl en Eindstation Pakanbaroe van Henk Hovinga

 

Persoongegevens

Overlijdensgegevens

Naam:
J.H. Soulier
Voornamen:
Johan Hendrik
Roepnaam:
Geslacht:
Man
Nationaliteit:
Nederlandse
Geloof:
-onbekend-
Beroep:
Nederlands militair: adjudant-onderofficcier bij het KNIL
Burgerlijke staat:
-onbekend-
Adres:
Woonplaats:
-Onbekend-
 
Geboortedatum:
16-03-1896
Geboortedatum toevoeging:
Geboorteplaats:
Nijmegen
Datum:
25-10-1944
Datum toevoeging:
Leeftijd:
48 jaar

Plaats:
Pakanbaroe(Ind.)
Locatie:
Begraafplaats:
Jakarta (Indonesie), Nederlands Ereveld Menteng Pulo, graf nummer XII-277
Omstandigheid:
omgekomen
 
Categorie:
Militairen: Nederlands
Dossiernummer:
OGS

Aanleg Sumatraspoorlijn

De Sumatra-spoorweg moest een rail-verbinding geven tussen Noord-Sumatra (Medan) en Midden-Sumatra (Padang), nodig voor de Japanse oorlogvoering. De spoorlijn verbond Pakan Baroe (aan de noordzijde) met Moearo (aan de zuidzijde) en werd ongeveer 220 km lang. Er waren in totaal 14 kampen langs de spoorlijn, van waaruit het werk werd uitgevoerd. Tussen kamp 8 en 9 werd nog een zijspoor aangelegd naar een kolenmijn (kamp 14); tussen kamp 10 en 11 werd de aansluiting gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel. De bouw van de spoorweg begon op 24 mei 1944, de spoorweg kwam gereed op 15-8-1945, toevallig precies de datum van de Japanse capitulatie.

 

De werkzaamheden werden eerst uitgevoerd door romusha’s. Vanaf maart 1943 werden naar schatting dertigduizend, in de meerderheid Javanen op transport gesteld met bestemming Pakanbaroe. Van hen bereikten 22.000 man de bestemming, 4.000 kwamen om aan boord van een schip dat getorpedeerd werd tussen Java en Singapore en nog eens circa 4.000 aan boord van de Junyo Maru. Tijdens de werkzaamheden tussen april 1943 en september 1945 was de tol van uitputting, ziektes voedselgebrek en de totale afwezigheid van enige medische verzorging 17.000 mensen. Slechts 5.000 van de in het totaal 30.000 Romusha’s haalden het einde van de oorlog.

 

Toen het project niet voldoende snel vorderde, werden krijgsgevangenen ingezet. Inclusief de 458 leden van Atjeh-Party die over land is gekomen, werden in het totaal 6.764 krijgsgevangen verscheept of op transport gesteld met bestemming Pakanbaroe. Tijdens het zeetransport kwamen 178 man om bij de torpedering van de Harugiki Maru (Zie voor Nijmeegse slachtoffers gebeurtenis "Japanse bezetting van Indië – 08 Transporten van krijgsgevangenen over zee")  en 1.620 gevangenen bij de ondergang van de Junyo Maru (Zie gebeurtenis "Japanse bezetting van Indië – 11 Junyo Maru getorpedeerd door Britse onderzeeër Tradewind"). In de kampen aan de spoorlijn vielen volgens de Oorlogsgravenstichting 519 Nederlandse krijgsgevangenen ten prooi aan ondervoeding, ziektes en ongevallen. Onder hen waren 4 mannen die banden met Nijmegen hadden.  

 

Bronnen: Japansekrijgsgevangenkampen.nl, Eindstation Pakan Baroe 1944-1945 geschreven door Henk Hovinga. 

De Sumatra-spoorweg moest een rail-verbinding geven tussen Noord-Sumatra (Medan) en Midden-Sumatra (Padang), nodig voor de Japanse oorlogvoering. De spoorlijn verbond Pakan Baroe (aan de noordzijde) met Moearo (aan de zuidzijde) en werd ongeveer 220 km lang. Er waren in totaal 14 kampen langs de spoorlijn, van waaruit het werk werd uitgevoerd. Tussen kamp 8 en 9 werd nog een zijspoor aangelegd naar een kolenmijn (kamp 14); tussen kamp 10 en 11 werd de aansluiting gemaakt tussen het noordelijke en het zuidelijke deel. De bouw van de spoorweg begon op 24 mei 1944, de spoorweg kwam gereed op 15-8-1945, toevallig precies de datum van de Japanse capitulatie.

 

De werkzaamheden werden eerst uitgevoerd door romusha’s. Vanaf maart 1943 werden naar schatting dertigduizend, in de meerderheid Javanen op transport gesteld met bestemming Pakanbaroe. Van hen bereikten 22.000 man de bestemming, 4.000 kwamen om aan boord van een schip dat getorpedeerd werd tussen Java en Singapore en nog eens circa 4.000 aan boord van de Junyo Maru. Tijdens de werkzaamheden tussen april 1943 en september 1945 was de tol van uitputting, ziektes voedselgebrek en de totale afwezigheid van enige medische verzorging 17.000 mensen. Slechts 5.000 van de in het totaal 30.000 Romusha’s haalden het einde van de oorlog.

 

Toen het project niet voldoende snel vorderde, werden krijgsgevangenen ingezet. Inclusief de 458 leden van Atjeh-Party die over land is gekomen, werden in het totaal 6.764 krijgsgevangen verscheept of op transport gesteld met bestemming Pakanbaroe. Tijdens het zeetransport kwamen 178 man om bij de torpedering van de Harugiki Maru (Zie voor Nijmeegse slachtoffers gebeurtenis "Japanse bezetting van Indië – 08 Transporten van krijgsgevangenen over zee")  en 1.620 gevangenen bij de ondergang van de Junyo Maru (Zie gebeurtenis "Japanse bezetting van Indië – 11 Junyo Maru getorpedeerd door Britse onderzeeër Tradewind"). In de kampen aan de spoorlijn vielen volgens de Oorlogsgravenstichting 519 Nederlandse krijgsgevangenen ten prooi aan ondervoeding, ziektes en ongevallen. Onder hen waren 4 mannen die banden met Nijmegen hadden.  

 

Bronnen: Japansekrijgsgevangenkampen.nl, Eindstation Pakan Baroe 1944-1945 geschreven door Henk Hovinga. 

Lees meer




Voor andere personen bij deze gebeurtenis kies:

Aanleg Sumatraspoorlijn

Meer dan een naam dankzij u. Heeft u informatie over of foto’s van personen op deze site, stuur deze dan naar ons via contact.