Abraham Mendes da Costa was de zoon van Emanuel Mendes da Costa (1845-1908)  en Esther Mendes da Costa-Henriques de Castro. ( 1857-1934). Hij had een broer en drie zussen. Zij hebben geen van allen de oorlog overleefd.

Abraham vestigde zich op 11 april 1934 in Nijmegen, komende vanuit Amsterdam. Hij was de enige jood in Nijmegen die in februari 1941 protest aantekende tegen de verplichting zich als jood te laten registreren. Omdat hij geen steun kreeg van het stadsbestuur zag hij zich in augustus 1941 gedwongen zich alsnog als jood te laten inschrijven. Kort daarop dook hij onder (Algemeen Politieblad, nr.3, 21-01-1942, 77, bericht 197, waarin de Commissaris van Politie van Nijmegen om zijn aanhouding verzocht). Hij werd echter half juli 1942 opgepakt en gedeporteerd. Op 2 augustus ontving zijn zus Judith nog enkele briefkaarten die hij na zijn arrestatie naar haar had verzonden. Zijn deportatie vanuit Westerbork vond plaats op 28 september waarna hij direct na aankomst in Auschwitzop 30 september 1942 werd vermoord. 

Abraham Mendes da Costa komt voor op de lijst van voorvluchtige Joden, opgesteld door Commissaris Van Dijk en bestemd voor Walraven, waarnemend gewestelijk Politiepresident.

Over het lot van zijn familieleden zie ook Rachel Cohn- Mendes da Costa   

Bron: Fr. Eliëns, Nijmegen tussen bezetting en bevrijding, p. 48; Joods Monument; e-mail P.Wols 19 dec.2014.www.oorloginnijmegen.nl :zie "Katholieke Joden".