In de periode maart 1942 - augustus 1945 werden in het voormalig Nederlands-Indië ongeveer 100.000 Nederlandse burgers geïnterneerd. Velen kwamen om door slechte voorzieningen of door mishandeling en moord. De mannen werden gescheiden van de vrouwen en kinderen in aparte kampen ondergebracht. Later, vanaf 1944 werden ook de jongens ouder dan 10 jaar, gescheiden van hun moeders ondergebracht in de mannenkampen of in aparte jongenskampen.
De internering door de Japanners van Europese burgers in Nederlands-Indië verliep niet overal hetzelfde. In de Buitengewesten werd vrij kort na het begin van de bezetting de hele Europese burgerbevolking in kampen geïnterneerd, de mannen apart van hun vrouwen en kinderen.
Op Java lag de interneringskwestie gecompliceerder vanwege het grote aantal Europeanen dat er woonde. De opsluiting in kampen verliep daar in fasen. Eerst werden in maart en april 1942 Nederlandse ambtenaren en personen uit het bedrijfsleven – voor zover zij niet nodig waren voor het gaande houden van het openbare leven – geïnterneerd.
In april 1942 moesten bovendien alle Nederlanders op Java die ouder waren dan 17 jaar zich laten registreren. Bij de registratie werd onderscheid gemaakt tussen volbloed Nederlanders, de zogenaamde totoks, en Nederlanders van gemengde afkomst, de Indo-Europeanen of Indo’s. De totoks werden uiteindelijk vrijwel allemaal geïnterneerd. Het merendeel van de Indo-Europeanen op Java bleef op vrije voeten, hoewel ook veel Indo’s vroeg of laat in een kamp terecht kwamen.
Aanvankelijk waren er grote en vele kleine kampen verspreid over de gehele archipel; later werden de burgergeïnterneerden steeds meer in enkele zeer grote kampen geconcentreerd. Als interneringskampen werden stadswijken, gevangenissen, kazernes, scholen, kloosters en zelfs ziekenhuizen ingericht. Hier begon een interneringsperiode die voor velen bijna drie jaar of langer zou duren, en waarin de levensomstandigheden steeds slechter werden. Bijna 13.000 personen, waaronder 48 mannen, vrouwen en kinderen met een band met Nijmegen, kwamen tijdens de internering om het leven.
Bronnen: Indischekamparchieven.nl, japanseburgerkampen.nl en het niod.
In de periode maart 1942 - augustus 1945 werden in het voormalig Nederlands-Indië ongeveer 100.000 Nederlandse burgers geïnterneerd. Velen kwamen om door slechte voorzieningen of door mishandeling en moord. De mannen werden gescheiden van de vrouwen en kinderen in aparte kampen ondergebracht. Later, vanaf 1944 werden ook de jongens ouder dan 10 jaar, gescheiden van hun moeders ondergebracht in de mannenkampen of in aparte jongenskampen.
De internering door de Japanners van Europese burgers in Nederlands-Indië verliep niet overal hetzelfde. In de Buitengewesten werd vrij kort na het begin van de bezetting de hele Europese burgerbevolking in kampen geïnterneerd, de mannen apart van hun vrouwen en kinderen.
Op Java lag de interneringskwestie gecompliceerder vanwege het grote aantal Europeanen dat er woonde. De opsluiting in kampen verliep daar in fasen. Eerst werden in maart en april 1942 Nederlandse ambtenaren en personen uit het bedrijfsleven – voor zover zij niet nodig waren voor het gaande houden van het openbare leven – geïnterneerd.
In april 1942 moesten bovendien alle Nederlanders op Java die ouder waren dan 17 jaar zich laten registreren. Bij de registratie werd onderscheid gemaakt tussen volbloed Nederlanders, de zogenaamde totoks, en Nederlanders van gemengde afkomst, de Indo-Europeanen of Indo’s. De totoks werden uiteindelijk vrijwel allemaal geïnterneerd. Het merendeel van de Indo-Europeanen op Java bleef op vrije voeten, hoewel ook veel Indo’s vroeg of laat in een kamp terecht kwamen.
Aanvankelijk waren er grote en vele kleine kampen verspreid over de gehele archipel; later werden de burgergeïnterneerden steeds meer in enkele zeer grote kampen geconcentreerd. Als interneringskampen werden stadswijken, gevangenissen, kazernes, scholen, kloosters en zelfs ziekenhuizen ingericht. Hier begon een interneringsperiode die voor velen bijna drie jaar of langer zou duren, en waarin de levensomstandigheden steeds slechter werden. Bijna 13.000 personen, waaronder 48 mannen, vrouwen en kinderen met een band met Nijmegen, kwamen tijdens de internering om het leven.
Bronnen: Indischekamparchieven.nl, japanseburgerkampen.nl en het niod.