Edith en Mirjam kwamen in januari 1939 naar Nederland. Zij  verhuisden diverse keren van het ene kinderopvangcentrum naar het andere. Zij hebben ook in het ziekenhuis gelegen vanwege difterie. Pas in november 1939 werden zij herenigd met hun ouders die intussen in Amsterdam woonden aan de Plantage Doklaan. Kort erna verhuisde het gezin naar Haarlem     

Edith kwam met haar ouders Hersch Izak Schöner en Rywka Schöner-Blumenberg en zusjes op 09-10-1940 naar Nijmegen,  Dominicanenstraat 3. Op hetzelfde adres woonde ook de Joodse vrouw Franziska Glaser-Krause. Of zij inwoonde bij het gezin of dat het hier om een pension ging is niet bekend. 

Met het gehele gezin werd ook Edith op 4 december 1942 vanuit Westerbork (transport 40) gedeporteerd naar Auschwitz. Meteen na aankomst werden moeder en de drie dochters vergast. Haar vader moest nog maanden dwangarbeid verrichten en werd daarna ook omgebracht.

Bron: www.joodsmonument.nl ; G.Luijters, In Memoriam, p.321   www.dokin.nl