Roosje de Marcas-Glaser vestigde zich met man en kinderen op 29-08-1940 in Nijmegen, komende vanuit Heemstede. Zij was getrouwd met Albert de Marcas. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Moritz (*1918), David (*1920), Sara (*1923) en Gertrude (*1928).  Het echtpaar en hun twee dochters werden op 26-01-1943 gearresteerd. Vervolgens werden zij overgebracht naar Westerbork en op 2 februari '43 met treintransport 48 gedeporteerd naar Auschwitz om vergast te worden. De twee zonen Moritz en David waren ondergedoken. Alleen Moritz heeft de oorlog overleefd. Hij kwam vele jaren later om bij een verkeersongeluk.

Roosje de Marcas-Glaser was een zus van David Abraham Glaser, Vrouke van Geuns-Glaser, Henriette Izaks-Glaser, zie elders op deze site. Van haar broer Eduard Lion Glaser (*Nijmegen 1899) is bekend dat hij naar Engeland is gegaan en daar in Londen in 1926 getrouwd is met Beatrice Wright en de oorlog overleefd heeft, maar hij stierf in 1949.

Op de Joodse begraafplaats in Nijmegen liggen de graven van Abraham Glaser (1856- april '42) en diens vrouw Saartje Glaser-Vecht (1864-sept. '42), de ouders van Roosje. Aan de grafsteen van het echtpaar is een steen toegevoegd met de tekst: "Ter nagedachtenis van onze familieleden Roosje de Marcas-Glaser, Albert de Marcas, David de Marcas, Sara B.de Marcas, Gertrude H. de Marcas, D.A. Glaser en gezin, Henriëtte Izaks-Glaser en gezin, Vrouke van Geuns-Glaser, Leon van Geuns, Marthalina S. Oppenheimer-van Geuns, Leo Oppenheimer, Abraham van Geuns omgekomen tussen 1940 en 1945

Bron: OGS: Gedenkboek 21; PK; G.Luijters, In Memoriam, p. 357-358; collectie Bart Janssen met foto's;  Joods Monument